Nieuwsbrief Prevent Agri – oktober 2021
Auteurs: Prevent Agri & Geert Blancke (kapitein brandweer Oudenaarde)
Op een land- en tuinbouwbedrijf zijn (zoals in de vorige 2 nieuwsbrieven werd aangehaald) heel wat brandbare materialen aanwezig.
Wat stallenbouw betreft, gelden er sinds 15 augustus 2009 (bijlage 6) strengere regels. Zo moet er, tenzij bij afwijkende dossiers zoals bepaalde loodsen en serres, een automatische branddetectie, rook- en warmteafvoer en een alarminstallatie aanwezig zijn. Verder moet elke stal beschikken over een gunstig keuringsattest van de elektrische installatie zonder inbreuken, ouder dan 5 jaar oud.
De gebouwen worden ingedeeld in drie klassen op basis van de brandbelasting (zie tabel 1). De brandbelasting is een maat voor de maximaal vrijgegeven energie bij een brand per oppervlakte-eenheid en is afhankelijk van factoren zoals de opslag van brandbare materialen, de aard van de activiteiten,...
Een stal waar bijvoorbeeld ook stro wordt opgeslagen, krijgt brandklasse C en zal aan striktere voorwaarden moeten voldoen dan een stal met brandklasse A.
Brandklasse gebouw | Maximale oppervlakte van het compartiment in m² (zonder sprinklers) | Maximale oppervlakte van het compartiment in m² (met sprinklers) |
A | 25 0000 | 150 000 |
B | 10 0000 | 60 0000 |
C | 5 0000 | 30 0000 |
Tabel 1: brandklasse A, B en C
Het gebouw opdelen in verschillende compartimenten verlaagt het risico op de verspreiding van een beginnende brand drastisch. Compartimenteringswanden voor gebouwen die behoren tot de klasse A moeten een brandweerstand hebben van 1 uur – voor gebouwen klasse B en C is een brandweerstand van 2 uur vereist.
Dakisolatie kan onderbroken worden door de dakgebinten zèlf: een houten keper of een betonnen of metalen ligger. Deze onderbreking verhindert vlamoverslag naar een aangrenzend deel van de brandende isolatie. Zorg dat de isolatie op het dak volledig afgesloten en gereinigd is: openingen bieden ideale toegangsmogelijkheden voor ongedierte. Samen met stof doet dit het brandrisico en/of branduitbreiding snel toenemen.
Het is echter niet altijd mogelijk om de compartimentering overal door te trekken. In het geval van bijvoorbeeld luchtwassers, zal de brand zich nog steeds makkelijk kunnen verspreiden via de luchtkanalen. Het plaatsen van brandkleppen zal dan in bepaalde gevallen noodzakelijk zijn.
Verder is het verplicht om de brander voor de centrale verwarming in een aparte ruimte (stooklokaal) te plaatsen die afgesloten wordt door een branddeur. Indien de brandstof stookolie betreft moet een automatisch blusapparaat voorzien worden. De opslag van brandbare materialen in een stooklokaal (opslag van materialen, drooglokaal…) is verboden.
Het effect van compartimentering hangt echter samen met de brandweerstand van de gebruikte bouwmaterialen.
De term brandweerstand wordt gebruikt om uit te drukken hoelang een constructie-element kan voldoen aan de eisen: brandstabiliteit (R), vlamdichtheid (E) en thermische isolatie (I). Een bouwelement met REI60 zal zo gedurende 60 minuten de vlammen tegenhouden. De vereiste brandweerstand is afhankelijk van de klasse van het compartiment met de hoogste brandbelasting. Zo bestaat een stal met brandklasse C uit bouwelementen met een hogere brandweerstand, dan stallen met brandklasse A.
Vaak wordt PUR (polyurethaan) of PIR (Polyisocyanuraat) in combinatie met een aluminium laag gebruikt. Bij een brand zorgt reeds een beperkte hitte voor het loskomen van de aluminium laag waardoor het isolatieschuim dat zich eronder bevindt zeer snel kan ontbranden. Een snelle verspreiding van de brand via het dak is op dat moment zeer waarschijnlijk, terwijl de brandende druppels isolatie de brand kunnen verderzetten op de grond.
Om een snelle verspreiding van een dergelijke brand te voorkomen, wordt idealiter isolatiemateriaal gebruikt dat brandwerend behandeld is. Een brandbare stof wordt dan zodanig gecoat dat deze moeilijker brandt, zoals bijvoorbeeld PIR-platen waarin glasvezels zijn verwerkt. Een andere mogelijkheid is het gebruik van minerale wol (glas- of steenwol) die van oorsprong onbrandbaar is.
Naast compartimentering binnen éénzelfde gebouw, is ook de afstand tussen verschillende gebouwen op het bedrijf belangrijk. De afstand wordt bepaald functie van de brandweerstand van de gevel, het aantal openingen, de hoogte en de lengte van de gevel. Indien mogelijk staan de verschillende gebouwen minimaal 4 tot 16 meter uit elkaar, afhankelijk van de oppervlakte aan verluchtingsopeningen, vensters… Dit zorgt ervoor dat een brand minder snel zal overslaan naar het naburige gebouw. Door deze afstand is het voor de brandweer ook makkelijker om het brandend gebouw te bereiken. Ook de opslag van materialen tussen gebouwen wordt best vermeden om diezelfde redenen.
Tuinbouwkassen of serres dienen net als alle andere industriegebouwen brandveilig te zijn. Toch is de brandbelasting vaak lager, waardoor er voor het kweekgedeelte gemakkelijker een afwijking op bijlage 6 kan aangevraagd worden. Dit betekent dat indien een serre niet kan voldoen aan bepaalde voorschriften, er een gelijkwaardige oplossing kan aangevraagd worden via een afwijkingsdossier.
Bekijk de afwijking op bijlage 6 - Type-oplossing voor serres en bijhorende loodsen (pdf)
Dit neemt niet weg dat ook in een serre een brand zich snel kan verspreiden door middel van de schermdoeken die opgehangen worden om de gewassen te beschermen tegen de felle zonne-instraling en om de warmte binnen te houden. Mogelijke oplossingen hier zijn het gebruik van brandvertragende en vlam-dovende schermdoeken en deze op geregelde afstanden te onderbreken.
Voor stallen van klasse A met een oppervlakte kleiner dan of gelijk aan 2 000 m2 volstaat een branddetectie-installatie met handbediende brandmelders. In alle andere gevallen moet de stal uitgerust zijn met automatische branddetectie, een alarminstallatie en een rook- en warmteafvoerinstallatie om de verspreiding van brand en rook in het getroffen compartiment te beperken. Rook-detectoren zullen in stallen vaak een vals alarm geven vanwege het stalklimaat. Dit kan opgelost worden door de klimaatsturing van de stal, die vaak al temperatuur en luchtvochtigheid meet, te koppelen aan een alarmsysteem.
Het ontwerp, de ligging van het gebouw en het aantal ontruimingswegen en uitgangen moet van die aard zijn dat iedereen zich vanop elke plaats naar een veilige omgeving kan begeven. Concreet betekent dit dat de afstand tot de (nood)uitgang maximaal 60 meter bedraagt en dat deze deur minimaal 80 cm breed is en naar buiten opendraait. Opgelet: schuifdeuren of rolpoorten worden niet aanzien als nooduitgang, tenzij er een deur in de rolpoort aanwezig is die naar buiten opendraait.
De uitgangen, ontruimingswegen en brandbeveiligingsmiddelen worden aangeduid met goed waarneembare en herkenbare signalisatie die voldoet aan de bepalingen betreffende de veiligheids- en gezondheidssignalering op het werk. Ze worden uitgerust met een veiligheidsverlichting.
Een slim ontwerp dat rekening houdt met de brandveiligheid van het gebouw kan reeds veel problemen achteraf voorkomen. Best wordt vooraleer de werkzaamheden beginnen al eens nagedacht (met de architect) over de brandweerstand van de materialen, compartimentering, het aantal nooduitgangen en de toegankelijkheid van de gebouwen voor de hulpdiensten. Het kan zeker een optie zijn om van bij het begin je lokale brandweerzone te betrekken bij de (ver)bouwplannen. Zij kunnen je tips geven en op deze manier leren ze ook onmiddellijk het bedrijf kennen, waardoor er op het moment van een interventie geen kostbare tijd verloren gaat.
Bezoek onze gezamenlijke stand met EDUplus in hal 4 (standnummer: 4121) en maak kans op een mooie prijs!
Hoe gaat het in zijn werk?
Vul onze korte enquête in, laat je gegevens achter in de brievenbus en maak zo kans op gratis oorkappen.
Fedris, het Federaal Agentschap voor Beroepsrisico's, erkende Prevent Agri in november 2024 officieel als preventie-instituut in België. Deze erkenning versterkt de samenwerking tussen beide organisaties en laat zien dat er op hoog niveau steun is voor de preventieve aanpak die Prevent Agri hanteert.
Bedrijven met verzwaard risico
Een bedrijf wordt beschouwd als een onderneming met een verzwaard risico wanneer de risico-index een bepaalde drempel overschrijdt gedurende een observatieperiode van 3 jaar en er tijdens deze periode minstens 6 dodelijke ongevallen of ongevallen met minstens 4 dagen tijdelijke arbeidsongeschiktheid hebben plaatsgevonden. Ongevallen op weg van en naar het werk worden niet meegerekend.
Deze drempel is bereikt wanneer:
Aan al deze 3 voorwaarden moet worden voldaan in het derde jaar en in minstens één van de andere jaren van de observatieperiode.
Wat houdt deze erkenning precies in?
Vanaf 2024 zullen bedrijven met verzwaard risico binnen de paritaire comités 132, 144, 145 en 145.04 begeleid worden door Prevent Agri.
Prevent Agri zal voor deze bedrijven een op maat gemaakt preventieplan ontwikkelen op basis van de ongevallenstatistieken van de afgelopen drie jaar. Dit plan dient als leidraad voor een driejarig actieplan dat door het bedrijf zelf wordt opgesteld, met het doel om het aantal arbeidsongevallen te verminderen en een sterkere veiligheidsstructuur te creëren.
Het gevaar van mestgassen wordt onderschat, ook door ervaren mensen. Ieder jaar vallen hierdoor nog slachtoffers. Daarom even kort de veiligheidsmaatregelen tijdens het mixen van mest.
Maak ze tot een vaste routine!
Bekijk eveneens de handige en overzichtelijke brochure die aangeeft waar mestgassen gevaar kunnen opleveren in een varkens- en melkveestal (Prevent Agri in samenwerking met Fedagrim).
Het gevaar van mestgassen wordt onderschat, ook door ervaren mensen. Jaarlijks vallen hierdoor nog slachtoffers. Slechts 1 ademteug kan al voldoende zijn om bedwelmd te raken of zelfs de dood te veroorzaken.
Bekijk de pakkende getuigenis op een Iers melkveebedrijf waar het bijna misliep:
Hoe handelen bij een ongeval met mestgassen?
❌ Ga nooit de mestopslag in: ga een persoon in nood nooit zelf achterna.
Enkel personen die voorzien zijn van onafhankelijke ademvoorziening (perslucht) mogen de ruimte betreden!
✅ Verwittig de hulpdiensten (bel 112).
✅ Schakel bij het mixen de mixer onmiddellijk uit.
✅ Ventileer maximaal en open alle mogelijke openingen.
✅ Zorg indien mogelijk voor de toevoer van zoveel mogelijk verse lucht via een overdrukventilator of compressor.
Tijdens het buiten werken kunnen werknemers te maken krijgen met koude, wind, regen, sneeuw en vorst. Werken in dergelijke omstandigheden houdt risico's in voor de veiligheid en de gezondheid (bv. onderkoeling, bevriezing en vrieswonden, risico's voor vallen en uitglijden…). Er zijn wettelijke grenzen die bepalen vanaf wanneer werkgevers maatregelen moeten nemen om hun werknemers te beschermen tegen koude weersomstandigheden.
Effecten van koude
Arbeidsongevallen die verband houden met de koude zijn erg divers van aard. Sommige zijn het directe gevolg van blootstelling aan de koude, andere worden indirect veroorzaakt door het werken in een koude omgeving (uitglijden, risico’s door een verminderde behendigheid, enz.).
In het eerste geval zijn de gevolgen te wijten aan de koude van lokale of algemene aard. Dit gaat van een eenvoudige verstijving tot onderkoeling, via bevriezing, koubulten,...
Onderkoeling ontstaat bijvoorbeeld wanneer men niet meer in staat is om de eigen lichaamstemperatuur te regelen, met gevolgen die dramatisch kunnen zijn: bewustzijnsverlies, coma, overlijden.
Minimale temperatuur verschilt naargelang het soort werk
Lage temperaturen bemoeilijken het werk. De minimale temperatuur waarbij nog gewerkt kan worden, is afhankelijk van de aard van het werk: administratief werk of (zware) handenarbeid. De wetgeving houdt hier rekening mee. Voor werk in gesloten en doorlopend bezette ruimtes zijn de minimumtemperaturen wettelijk vastgelegd, rekening houdend met de fysieke werkbelasting:
Minimale luchttemperatuur* |
Fysieke werkbelasting |
18 °C |
Zeer licht |
16 °C |
Licht: secretariaatswerk, het besturen van een wagen |
14 °C |
Middelmatig zwaar: timmerwerk of een tractor besturen |
12 °C |
Zwaar: spitten, zagen met de hand, schaven, kruiwagens duwen en trekken |
10 °C |
Zeer zwaar: zwaar spitten en graven, beklimmen van ladders en trappen |
* Deze temperaturen meet men met een gewone thermometer.
Indien er gewerkt moet worden in deze temperaturen, moet de arbeidsgeneesheer bepalen welke maatregelen men moet nemen om de werknemers tegen de koude te beschermen. Hij geeft ook voorafgaand advies over de keuze en het gebruik van collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen, over de rusttijden en het gebruik van ontspanningsruimtes.
Lokalen waar men niet permanent moet werken
In lokalen waar men niet permanent moet vertoeven is het onder de volgende voorwaarden toch toegestaan daar in koudere temperaturen te werken:
Regels voor open werklokalen of werkplaatsen in open lucht
Indien de werkplaats zich in open lucht bevindt, moeten de bedrijven tussen 1 november en 1 maart voldoende verwarmingsinrichtingen voorzien. Die moet men in werking stellen als dit nodig is en telkens wanneer het kouder is dan 5°C. In die zelfde omstandigheden moet men ook kosteloos warme dranken verstrekken. Eventueel kunnen de verwarmingstoestellen zich binnen bevinden, zodat de werknemers zich er regelmatig kunnen gaan opwarmen.
Maatregelen
Voorbeelden van maatregelen zijn:
Deze maatregelen moeten worden meegedeeld en uitgehangen, raadpleegbaar voor het personeel, bijvoorbeeld op een communicatiebord bij de uurroosters.
Ben je benieuwd hoe deze tool land- en tuinbouwbedrijven kan ondersteunen bij de risicobeoordeling en preventie op de werkvloer?
OIRA (Online Interactive Risk Assessment) is een gratis online tool ontwikkeld door EU-OSHA, waarmee kleine bedrijven op een eenvoudige manier risico's op de werkplek kunnen beoordelen en beheren.
Tijdens dit inspirerende evenement deelden experts uit de sector, overheid en sociale partners hun visie en praktijkervaringen met het gebruik van de OIRA-tool.
Dit event gemist?
Bekijk de presentaties die tijdens het evenement zijn gegeven en ontdek hoe de OIRA-tool ingezet kan worden om land- en tuinbouwbedrijven naar een hoger veiligheidsniveau te tillen.
De oogstperiode is gestart en dit is eveneens het startschot voor de jaarlijkse campagne 'Modder op de weg' georganiseerd door de Gouverneur van West-Vlaanderen.
Modder en gewasresten kunnen zorgen voor een glad wegdek, waardoor andere weggebruikers kunnen slippen.
Met een portie begrip en hoffelijkheid en het aanpassen van de rijstijl kunnen andere weggebruikers de kans op een ongeval drastisch verminderen wanneer de wegen er modderig bijliggen.
Lees het volledige artikel op VILT
Jaarlijks gebeuren er heel wat ongevallen met soms zeer ernstige gevolgen op het eigen bedrijf. We zouden daardoor de ongevallen die gebeuren op de openbare weg bijna uit het oog verliezen. Nochtans komen ook deze veelvuldig voor. Aangezien rijsnelheden hier heel wat hoger liggen dan tijdens de veld- of bedrijfswerkzaamheden, én er bovendien heel wat andere actoren spelen, is het van het allergrootste belang om met enkele aandachtspunten rekening te houden. Twee van deze aandachtspunten zijn het GSM-gebruik achter het stuur en het niet dragen van veiligheidsgordels. Het lijkt misschien onschuldig om even snel een telefoontje te beantwoorden tijdens het rijden, maar de realiteit is dat dit kan leiden tot ernstige ongelukken met zelfs dodelijke afloop.
Melkveehouders die melken op de klassieke wijze zijn tot 4 uur per dag bezig met fysiek zeer belastend werk. Repetitieve handelingen en ver reiken met de armen zorgen ervoor dat de schouders heel wat te verduren krijgen.
Via melkveehouders die zochten naar werkbare oplossingen, kreeg Inagro het idee om samen met Prevent Agri en IDEWE een project op te starten met als doel het melken ergonomisch minder belastend te maken.
Eerst en vooral dient gekeken te worden hoe de melkstal zelf zo ergonomisch mogelijk kan ingericht worden. Voorbeelden hiervan zijn een beweegbare putvloer of automatisch dippen, maar ook economisch minder ingrijpende maatregelen kunnen al een groot verschil maken.
Zaken die elke melkveehouder zelf kan bekijken en aanpassen:
Naast aanpassingen aan de melkstal kan een exoskelet letterlijk ondersteuning bieden aan de melker en de werklast verminderen. Dit vraagt echter eveneens een investering en niet iedereen vindt werken met een exoskelet aangenaam. Dankzij dit demoproject krijgen melkveehouders de kans om een exoskelet enkele weken uit te testen tijdens het melken.
Melkveehoudster Griet Cornelis testte verschillende shouder-exoskeletten uit en demonstreerde graag de werking van het exoskelet voor PlattelandsTV.
Bekijk hieronder de volledige reportage:
Zelf eens een exoskelet uittesten? Of wens je meer informatie?
Webinar: “Brandpreventie op landbouwbedrijven” met Mieke Sevenans (Prevent Agri) en Geert Blancke (brandweerofficier)
Op 12/12/2023 was er een vorming "Brandpreventie op landbouwbedrijven". Deze wordt nu integraal uitgezonden als webinar.
Tijdens deze avond ligt de focus op de maatregelen die je zelf kan nemen om het risico op een brand op je bedrijf zo klein mogelijk te houden.
Als eerste komt Mieke Sevenans van Prevent Agri aan het woord. Als preventieadviseur komt ze op heel wat bedrijven om een veiligheidsaudit uit te voeren.
Daarna is het de beurt aan Geert Blancke. Met een rijke ervaring als officier bij de brandweerzone "Vlaamse Ardennen," is Geert een vooraanstaande autoriteit op het gebied van brandveiligheid.
Verder is hij geworteld is in de landbouwsector. Hij groeide op in deze sector en gaf ook les in het land- en tuinbouwonderwijs. Hierdoor heeft hij niet alleen theoretische kennis, maar ook praktische inzichten in de uitdagingen van de land- en tuinbouw.
Herbekijk hier de volledige opname van het webinar
Tijdens het webinar kwamen enkele folders en documenten aan bod: